Nom.: der hemmende|ein hemmender|— hemmender Akk.: den hemmenden|einen hemmenden|— hemmenden Dat.: dem hemmenden|einem hemmenden|— hemmendem Gen.: des hemmenden|eines hemmenden|— hemmenden Nom.: der hemmendere|ein hemmenderer|— hemmenderer Akk.: den hemmenderen|einen hemmenderen|— hemmenderen Dat.: dem hemmenderen|einem hemmenderen|— hemmenderem Gen.: des hemmenderen|eines hemmenderen|— hemmenderen Nom.: der hemmendste|ein hemmendster|— hemmendster Akk.: den hemmendsten|einen hemmendsten|— hemmendsten Dat.: dem hemmendsten|einem hemmendsten|— hemmendstem Gen.: des hemmendsten|eines hemmendsten|— hemmendsten
Femininum
Nom.: die hemmende|eine hemmende|— hemmende Akk.: die hemmende|eine hemmende|— hemmende Dat.: der hemmenden|einer hemmenden|— hemmender Gen.: der hemmenden|einer hemmenden|— hemmender Nom.: die hemmendere|eine hemmendere|— hemmendere Akk.: die hemmendere|eine hemmendere|— hemmendere Dat.: der hemmenderen|einer hemmenderen|— hemmenderer Gen.: der hemmenderen|einer hemmenderen|— hemmenderer Nom.: die hemmendste|eine hemmendste|— hemmendste Akk.: die hemmendste|eine hemmendste|— hemmendste Dat.: der hemmendsten|einer hemmendsten|— hemmendster Gen.: der hemmendsten|einer hemmendsten|— hemmendster
Neutrum
Nom.: das hemmende|ein hemmendes|— hemmendes Akk.: das hemmende|ein hemmendes|— hemmendes Dat.: dem hemmenden|einem hemmenden|— hemmendem Gen.: des hemmenden|eines hemmenden|— hemmenden Nom.: das hemmendere|ein hemmenderes|— hemmenderes Akk.: das hemmendere|ein hemmenderes|— hemmenderes Dat.: dem hemmenderen|einem hemmenderen|— hemmenderem Gen.: des hemmenderen|eines hemmenderen|— hemmenderen Nom.: das hemmendste|ein hemmendstes|— hemmendstes Akk.: das hemmendste|ein hemmendstes|— hemmendstes Dat.: dem hemmendsten|einem hemmendsten|— hemmendstem Gen.: des hemmendsten|eines hemmendsten|— hemmendsten
Plural
Nom.: die hemmenden|(keine) hemmenden|— hemmende Akk.: die hemmenden|(keine) hemmenden|— hemmende Dat.: den hemmenden|(keinen) hemmenden|— hemmenden Gen.: der hemmenden|(keiner) hemmenden|— hemmender Nom.: die hemmenderen|(keine) hemmenderen|— hemmendere Akk.: die hemmenderen|(keine) hemmenderen|— hemmendere Dat.: den hemmenderen|(keinen) hemmenderen|— hemmenderen Gen.: der hemmenderen|(keiner) hemmenderen|— hemmenderer Nom.: die hemmendsten|(keine) hemmendsten|— hemmendste Akk.: die hemmendsten|(keine) hemmendsten|— hemmendste Dat.: den hemmendsten|(keinen) hemmendsten|— hemmendsten Gen.: der hemmendsten|(keiner) hemmendsten|— hemmendster
