Nom.: der echte|ein echter|— echter Akk.: den echten|einen echten|— echten Dat.: dem echten|einem echten|— echtem Gen.: des echten|eines echten|— echten Nom.: der echtere|ein echterer|— echterer Akk.: den echteren|einen echteren|— echteren Dat.: dem echteren|einem echteren|— echterem Gen.: des echteren|eines echteren|— echteren Nom.: der echteste|ein echtester|— echtester Akk.: den echtesten|einen echtesten|— echtesten Dat.: dem echtesten|einem echtesten|— echtestem Gen.: des echtesten|eines echtesten|— echtesten
Femininum
Nom.: die echte|eine echte|— echte Akk.: die echte|eine echte|— echte Dat.: der echten|einer echten|— echter Gen.: der echten|einer echten|— echter Nom.: die echtere|eine echtere|— echtere Akk.: die echtere|eine echtere|— echtere Dat.: der echteren|einer echteren|— echterer Gen.: der echteren|einer echteren|— echterer Nom.: die echteste|eine echteste|— echteste Akk.: die echteste|eine echteste|— echteste Dat.: der echtesten|einer echtesten|— echtester Gen.: der echtesten|einer echtesten|— echtester
Neutrum
Nom.: das echte|ein echtes|— echtes Akk.: das echte|ein echtes|— echtes Dat.: dem echten|einem echten|— echtem Gen.: des echten|eines echten|— echten Nom.: das echtere|ein echteres|— echteres Akk.: das echtere|ein echteres|— echteres Dat.: dem echteren|einem echteren|— echterem Gen.: des echteren|eines echteren|— echteren Nom.: das echteste|ein echtestes|— echtestes Akk.: das echteste|ein echtestes|— echtestes Dat.: dem echtesten|einem echtesten|— echtestem Gen.: des echtesten|eines echtesten|— echtesten
Plural
Nom.: die echten|(keine) echten|— echte Akk.: die echten|(keine) echten|— echte Dat.: den echten|(keinen) echten|— echten Gen.: der echten|(keiner) echten|— echter Nom.: die echteren|(keine) echteren|— echtere Akk.: die echteren|(keine) echteren|— echtere Dat.: den echteren|(keinen) echteren|— echteren Gen.: der echteren|(keiner) echteren|— echterer Nom.: die echtesten|(keine) echtesten|— echteste Akk.: die echtesten|(keine) echtesten|— echteste Dat.: den echtesten|(keinen) echtesten|— echtesten Gen.: der echtesten|(keiner) echtesten|— echtester
