Nom.: der verwitterte|ein verwitterter|— verwitterter Akk.: den verwitterten|einen verwitterten|— verwitterten Dat.: dem verwitterten|einem verwitterten|— verwittertem Gen.: des verwitterten|eines verwitterten|— verwitterten Nom.: der verwittertere|ein verwitterterer|— verwitterterer Akk.: den verwitterteren|einen verwitterteren|— verwitterteren Dat.: dem verwitterteren|einem verwitterteren|— verwitterterem Gen.: des verwitterteren|eines verwitterteren|— verwitterteren Nom.: der verwittertste|ein verwittertster|— verwittertster Akk.: den verwittertsten|einen verwittertsten|— verwittertsten Dat.: dem verwittertsten|einem verwittertsten|— verwittertstem Gen.: des verwittertsten|eines verwittertsten|— verwittertsten
Femininum
Nom.: die verwitterte|eine verwitterte|— verwitterte Akk.: die verwitterte|eine verwitterte|— verwitterte Dat.: der verwitterten|einer verwitterten|— verwitterter Gen.: der verwitterten|einer verwitterten|— verwitterter Nom.: die verwittertere|eine verwittertere|— verwittertere Akk.: die verwittertere|eine verwittertere|— verwittertere Dat.: der verwitterteren|einer verwitterteren|— verwitterterer Gen.: der verwitterteren|einer verwitterteren|— verwitterterer Nom.: die verwittertste|eine verwittertste|— verwittertste Akk.: die verwittertste|eine verwittertste|— verwittertste Dat.: der verwittertsten|einer verwittertsten|— verwittertster Gen.: der verwittertsten|einer verwittertsten|— verwittertster
Neutrum
Nom.: das verwitterte|ein verwittertes|— verwittertes Akk.: das verwitterte|ein verwittertes|— verwittertes Dat.: dem verwitterten|einem verwitterten|— verwittertem Gen.: des verwitterten|eines verwitterten|— verwitterten Nom.: das verwittertere|ein verwitterteres|— verwitterteres Akk.: das verwittertere|ein verwitterteres|— verwitterteres Dat.: dem verwitterteren|einem verwitterteren|— verwitterterem Gen.: des verwitterteren|eines verwitterteren|— verwitterteren Nom.: das verwittertste|ein verwittertstes|— verwittertstes Akk.: das verwittertste|ein verwittertstes|— verwittertstes Dat.: dem verwittertsten|einem verwittertsten|— verwittertstem Gen.: des verwittertsten|eines verwittertsten|— verwittertsten
Plural
Nom.: die verwitterten|(keine) verwitterten|— verwitterte Akk.: die verwitterten|(keine) verwitterten|— verwitterte Dat.: den verwitterten|(keinen) verwitterten|— verwitterten Gen.: der verwitterten|(keiner) verwitterten|— verwitterter Nom.: die verwitterteren|(keine) verwitterteren|— verwittertere Akk.: die verwitterteren|(keine) verwitterteren|— verwittertere Dat.: den verwitterteren|(keinen) verwitterteren|— verwitterteren Gen.: der verwitterteren|(keiner) verwitterteren|— verwitterterer Nom.: die verwittertsten|(keine) verwittertsten|— verwittertste Akk.: die verwittertsten|(keine) verwittertsten|— verwittertste Dat.: den verwittertsten|(keinen) verwittertsten|— verwittertsten Gen.: der verwittertsten|(keiner) verwittertsten|— verwittertster