Nom.: der frappierende|ein frappierender|— frappierender Akk.: den frappierenden|einen frappierenden|— frappierenden Dat.: dem frappierenden|einem frappierenden|— frappierendem Gen.: des frappierenden|eines frappierenden|— frappierenden Nom.: der frappierendere|ein frappierenderer|— frappierenderer Akk.: den frappierenderen|einen frappierenderen|— frappierenderen Dat.: dem frappierenderen|einem frappierenderen|— frappierenderem Gen.: des frappierenderen|eines frappierenderen|— frappierenderen Nom.: der frappierendste|ein frappierendster|— frappierendster Akk.: den frappierendsten|einen frappierendsten|— frappierendsten Dat.: dem frappierendsten|einem frappierendsten|— frappierendstem Gen.: des frappierendsten|eines frappierendsten|— frappierendsten
Femininum
Nom.: die frappierende|eine frappierende|— frappierende Akk.: die frappierende|eine frappierende|— frappierende Dat.: der frappierenden|einer frappierenden|— frappierender Gen.: der frappierenden|einer frappierenden|— frappierender Nom.: die frappierendere|eine frappierendere|— frappierendere Akk.: die frappierendere|eine frappierendere|— frappierendere Dat.: der frappierenderen|einer frappierenderen|— frappierenderer Gen.: der frappierenderen|einer frappierenderen|— frappierenderer Nom.: die frappierendste|eine frappierendste|— frappierendste Akk.: die frappierendste|eine frappierendste|— frappierendste Dat.: der frappierendsten|einer frappierendsten|— frappierendster Gen.: der frappierendsten|einer frappierendsten|— frappierendster
Neutrum
Nom.: das frappierende|ein frappierendes|— frappierendes Akk.: das frappierende|ein frappierendes|— frappierendes Dat.: dem frappierenden|einem frappierenden|— frappierendem Gen.: des frappierenden|eines frappierenden|— frappierenden Nom.: das frappierendere|ein frappierenderes|— frappierenderes Akk.: das frappierendere|ein frappierenderes|— frappierenderes Dat.: dem frappierenderen|einem frappierenderen|— frappierenderem Gen.: des frappierenderen|eines frappierenderen|— frappierenderen Nom.: das frappierendste|ein frappierendstes|— frappierendstes Akk.: das frappierendste|ein frappierendstes|— frappierendstes Dat.: dem frappierendsten|einem frappierendsten|— frappierendstem Gen.: des frappierendsten|eines frappierendsten|— frappierendsten
Plural
Nom.: die frappierenden|(keine) frappierenden|— frappierende Akk.: die frappierenden|(keine) frappierenden|— frappierende Dat.: den frappierenden|(keinen) frappierenden|— frappierenden Gen.: der frappierenden|(keiner) frappierenden|— frappierender Nom.: die frappierenderen|(keine) frappierenderen|— frappierendere Akk.: die frappierenderen|(keine) frappierenderen|— frappierendere Dat.: den frappierenderen|(keinen) frappierenderen|— frappierenderen Gen.: der frappierenderen|(keiner) frappierenderen|— frappierenderer Nom.: die frappierendsten|(keine) frappierendsten|— frappierendste Akk.: die frappierendsten|(keine) frappierendsten|— frappierendste Dat.: den frappierendsten|(keinen) frappierendsten|— frappierendsten Gen.: der frappierendsten|(keiner) frappierendsten|— frappierendster